Autoriteit Persoonsgegevens gaat optreden tegen lokale afvalpas

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) gaat alsnog handhavend optreden tegen het afvalpas-systeem dat medio 2014 door de gemeente Arnhem is ingevoerd. Door middel van dit systeem van adresgebonden “afvalpasjes” die verplicht moeten worden gescand bij het wegbrengen van restafval, verzamelt de gemeente zonder noodzaak persoonsgegevens van Arnhemse inwoners. Vergelijkbare afvalpas-systemen zijn de laatste jaren in talloze Nederlandse gemeenten ingevoerd. Deze zaak creĆ«ert daarmee een belangrijk precedent.

Aanleiding voor de beslissing van de AP vormt een handhavingsverzoek van Arnhemmer Michiel Jonker in mei 2016. In juni schortte de AP de handhaving tijdelijk op. Maar nu de gemeente stug doorgaat met het onnodig verzamelen van persoonsgegevens, en Jonker op 4 september jl. opnieuw heeft aangedrongen op handhaving, komt de AP alsnog in actie.

Per 1 juli 2014 installeerde de gemeente Arnhem op elke ondergrondse container voor restafval een scannersysteem, waardoor deze containers alleen nog geopend kunnen worden met een elektronisch pasje met de adresgegevens van de pashouder. De aldus verzamelde persoonsgegevens worden verwerkt in een centraal datasysteem van de gemeente. Volgens de gemeente is het verwerken van de persoonsgegevens bij het wegbrengen van vuilniszakken “nodig” om te voorkomen dat inwoners uit andere gemeenten of bedrijven de Arnhemse containers gebruiken.

De Arnhemmer bestrijdt dit. Hij wijst erop dat de noodzaak niet is aangetoond en dat er ook andere systemen mogelijk zijn, bijvoorbeeld met anonieme pasjes zonder uniek nummer.

Al in juni 2014 deed Jonker een verzoek om hulp aan de AP. De AP gaf destijds echter te kennen dit verzoek alleen op te vatten als een “signaal” dat geregistreerd werd, maar waarmee verder niets werd gedaan. Daardoor zag Jonker zich genoodzaakt in bezwaar, beroep en hoger beroep te gaan tegen de maatregel van de gemeente.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State op 26 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1114) dat de gemeente nooit een formeel besluit had genomen voor het verzamelen van de betreffende persoonsgegevens. Daarmee gaf deze hoogste bestuursrechter aan dat de gemeente Arnhem al sinds juli 2014 de privacy van alle Arnhemmers op illegale wijze aantast, door middel van een feitelijke, maar niet gelegaliseerde maatregel. De Raad van State zweeg echter over hoe de Arnhemmers zich dan kunnen verweren tegen deze feitelijke aantasting van hun recht op privacy.

Direct na de uitspraak van de Raad van State stelde Jonker het Arnhemse College van B&W op de hoogte dat hij voortaan zijn vuilnis niet meer in, maar naast de afvalcontainers zou zetten, zolang zijn privacy niet gerespecteerd werd. De oppositiepartij Partij voor de Dieren stelde vervolgens vijfentwintig raadsvragen over de kwestie.

Toen de gemeente geen gevolg bleek te geven aan de uitspraak van de Raad van State, stapte Jonker op 31 mei 2016 naar de AP en diende daar een formeel handhavingsverzoek in.

Op 19 juli 2016 beantwoordde het college van B&W de vragen van de Partij voor de Dieren. Uit de antwoorden van B&W bleek dat de gemeente nog steeds wil doorgaan met het zonder noodzaak verzamelen van persoonsgegevens, met als excuus dat die achteraf weer geanonimiseerd zouden worden via een kleine aanpassing in het data-systeem. Door Stichting Privacy First wordt dit gekarakteriseerd als een “quick fix” en door Jonker als een “lapmiddel”. Jonker: “Vermoedelijk wil men die anonimisering er weer afhalen zodra Diftar (gedifferentieerde afvaltarieven) ingevoerd wordt. Maar ook voor Diftar is het verzamelen van persoonsgegevens niet nodig. Bovendien is privacy een grondrecht dat prioriteit moet krijgen boven het lokale afvalinzamelingsbeleid.”

De AP heeft nu laten weten in week 40 een voornemen tot handhaving te gaan aankondigen. Dat is vlak na de geplande behandeling van het afvalbeleid door de Arnhemse gemeenteraad. Jonker: “Waarschijnlijk hoopt de AP alsnog te kunnen afzien van handhaving, als de gemeenteraad B&W opdraagt om de huidige verzameling van persoonsgegevens onmiddellijk stop te zetten.”

Jonker is blij dat er nu, na ruim twee jaar, eindelijk beweging in de zaak lijkt te komen, maar geeft ook aan dat de gang van zaken veel vragen oproept over privacybescherming in Nederland. “Het is in wezen een simpele zaak. Maar toch hebben de gemeente, de rechters en de Autoriteit Persoonsgegevens ieder op hun eigen manier eerst de hakken in het zand gezet. Voor een gewone burger is het ondoenlijk daar tegen op te boksen. Dankzij mijn juridische achtergrondkennis en bepaalde ervaringsdeskundigheid, en dankzij steun van Privacy First bij het benaderen van de media, heb ik iets kunnen uitrichten. We betalen als burgers belasting om door de overheid beschermd te worden. Maar het lijkt in deze casus alsof overheidsinstanties vooral bezig zijn zichzelf en elkaar te beschermen tegen het lastige verzoek van een burger om gewoon de wet toe te passen.”

Lees HIER meer achtergrondinformatie en recente media over de zaak.