Debatavond over het Internet of Things – verslag
Op 12 december 2023 organiseerde Privacy First een debatavond over het Internet of Things (kortweg ‘IoT’), en hoe dat onze privacy beïnvloedt. Het gaat daarbij om ‘slimme apparaten’ die via het internet met elkaar (en de gebruikers, maar ook bedrijven en overheden) communiceren. Van deurbellen tot thermostaten en van connected cars tot camera’s en sensoren in smart cities. Wat is de privacy-impact daarvan?
Vier sprekers gaven verhelderende presentaties en het publiek debatteerde geanimeerd, onder leiding van moderator Hein Wils. Hieronder een samenvatting van de avond.
Door Henk Boeke
Responsible Sensing Lab
Moderator Hein Wils introduceerde zich als medewerker van het Responsible Sensing Lab: een initiatief van de Gemeente Amsterdam en het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan Solutions (AMS) om te onderzoeken hoe smart technologies op een verantwoorde wijze toegepast kunnen worden in de stedelijke omgeving. Met name hoe je alternatieven kunt bedenken voor al die camera’s en data, die veel meer informatie opleveren dan strikt noodzakelijk is.
Waar gaat het over?
Jurjen Lengkeek (oprichter IoT Academy) legde de conceptuele basis voor de rest van de avond: waar gaat het over? Na een korte introductie van de IoT Academy – een stichting die ondersteuning biedt bij het ontwikkelen van IoT-toepassingen – beschreef Lengkeek de stormachtige ontwikkeling die de techniek heeft doorgemaakt, waarbij de componenten steeds kleiner, krachtiger en goedkoper werden. Gevolgd door een overzicht van de devices waar je bij IoT aan kunt denken, vooral voor thuisgebruik. (Lengkeek is zelf een groot liefhebber, maar erkende dat het vaak nog niet goed werkt.)
Centraal in het verhaal van Lengkeek stond zijn model dat inzicht geeft in de bouwstenen waaruit elke IoT-oplossing is samengesteld, en hoe die zich – volgtijdelijk – tot elkaar verhouden:
- het begint altijd bij een sensor, die iets meet in de fysieke werkelijkheid (wat ook ‘een knopje’ zijn, waarvan gemeten wordt of dat aan of uit staat);
- via een bepaalde vorm van connectiviteit (draadloos en/of via een kabel) gaan de data van de sensor naar het internet;
- ergens op het internet (op het ‘IoT cloud platform’) vindt data-opslag & analyse van de data plaats;
- tenslotte wordt – bij visualisatie & applicatie – het resultaat van de analyse gepresenteerd aan de gebruiker, die er vervolgens iets mee kan doen.
Bij elk van deze bouwstenen kan iets mis gaan op het gebied van privacy; Lengkeek gaf daar voorbeelden van.
Privacy-uitdagingen
Ruben Brave (voorzitter ISOC NL) legde uit wat de Internet Society (ISOC) inhoudt: een ngo die streeft naar een open, neutraal, gedecentraliseerd en voor iedereen toegankelijk en betrouwbaar internet. Onder andere door het ontwikkelen en bevorderen van standaarden en protocollen voor een stabiel internet. Maar ook door het stimuleren van brede maatschappelijke discussies.
In zijn presentatie behandelde Brave de volgende issues:
- security, oftewel de veiligheid van IoT-devices en -systemen, is van cruciaal belang, waarbij de enorme hoeveelheid en verscheidenheid van apparaten en systemen een behoorlijke uitdaging vormt;
- privacy is ook een uitdaging, vanwege de enorme hoeveelheid data die IoT-devices genereren. Dat vereist doelmatig en verantwoord management van de manier waarop de data verzameld, geanalyseerd en gebruikt worden;
- interoperabiliteit en standaarden, oftewel het standaardiseren van data-formats en communicatieprotocollen, is belangrijk om IoT-devices en -systemen effectief met elkaar te laten communiceren;
- wet- en regelgeving verdient extra aandacht vanwege IoT. Denk daarbij aan: surveillance (zoals cameratoezicht), het eigenaarschap van data (van wie zijn welke gegevens?) en aansprakelijkheid (wie is waarvoor aansprakelijk?)
- opkomende economieën (in ontwikkelingslanden) verdienen eveneens aandacht, om te zorgen voor passende infrastructuren en het ontwikkelen van IoT-oplossingen voor lokale behoeften;
- infrastructuur-ontwikkeling (zoals het opzetten van data-centra) is nodig om de groei van IoT te ondersteunen;
- IPv6 is onmisbaar om te voorzien in voldoende IP-adressen voor al die ontelbare IoT-devices;
- user empowerment en onderwijs zijn belangrijk om gebruikers begrip en acceptatie van IoT-technologieën bij te brengen.
Vooral dat laatste onderwerp – user empowerment en onderwijs – is cruciaal om burgers grip te laten houden op hun privacy. Wat meteen veel kritische reacties uit het publiek opriep, want hoe organiseer je dat?
Op speciaal verzoek van de spreker vermelden we nog even drie ISOC-bronnen (vooral ook belangrijk in verband met de praktische organisatie van user empowerment):
- Open brief naar verkiezingsprogrammacommissies 2023
- Oproep: steun de rechtszaak van The Privacy Collective tegen de illegale verkoop van je surfgedrag
- Internet of Things (IoT)
Smart cities in de praktijk
Vivien Butot (onderzoeker EUR) is sociaalgeograaf, en doet promotie-onderzoek naar de manier waarop burgers ‘slimme steden’ in de praktijk ervaren. Daar kwamen opmerkelijke resultaten uit naar voren. Vooral dat bestuurders dénken dat ze met slimme (IoT-)technologieën de leefbaarheid van hun stad vergroten, terwijl dat in de praktijk vaak heel anders uitpakt.
Voorlopige conclusie van het onderzoek:
- dat er enerzijds veel gepraat wordt over slimme steden die zich op hun burgers dienen te richten;
- terwijl anderzijds blijkt dat deze discussies (en de praktijken die eruit voortkomen) de ervaringen en reacties van burgers juist uitsluiten.
Een van de belangrijkste problemen is dat bestuurders beschikbare (IoT-)technieken willen toepassen voor doeleinden waar die technieken nooit voor bedoeld waren. Bijvoorbeeld: de surveillance-auto’s die kentekens controleren om parkeerovertredingen te signaleren. Zouden die ook niet meteen kunnen flitsen of er illegaal afval naast afvalcontainers wordt gedumpt? Op zich heel begrijpelijk, zo’n nieuwe toepassing, omdat illegale plaatsing van afval echt een probleem is. Dit gaat echter voorbij aan het werkelijke probleem, namelijk dat bewoners met een lage SES (sociaal-economische status) doorgaans geen ruimte hebben om hun afval thuis te stallen, als de container vol is, en vaak geen auto hebben om hun afval dan maar naar een milieustraat te brengen.
Centraal in het betoog van Butot stond het concept ‘solutionisme’, van Evgeny Morozov. Oftewel: de neiging om problemen te identificeren op basis van de beschikbaarheid van snelle technologische oplossingen. Wat veel stadsbestuurders omarmen. Volgens Butot geeft dat minstens drie problemen:
- qua definitie: wat verstaan we eigenlijk onder ‘leefbaarheid’ en ‘de kwaliteit van de openbare ruimte’?
- onvrede en ongemak worden in feite genegeerd (door ‘slimme’ oplossingen te bieden, zonder naar de onderliggende problemen te kijken);
- solutionisme staat echte burgerparticipatie in de weg, omdat burgers worden uitgenodigd om mee te denken over de aangeboden oplossingen, in plaats van de (stedelijke) problemen.
Hoe het ook anders kan
Sander Klous (hoogleraar UvA en partner bij KPMG) leverde zijn visite-kaartje als aankomend voorzitter van Privacy First. Met een gloedvol betoog over IoT en privacy.
Klous ging er meteen met gestrekt been in: dat het model van Jurjen Lengkeek, met zijn vier bouwstenen van IoT, toch echt wel wat ingewikkelder ligt. Met als boodschap: werk aan de winkel.
Na een verhelderende inleiding over het gesloten eco-systeem van de Apple AirTags, en een pleidooi om locatiegegevens in te bouwen in het internet-protocol (zodat ze voor iedereen beschikbaar zijn), concentreerde Klous zich op de mogelijkheden om medische data écht privacyvriendelijk te maken. Namelijk: door de beschikbare data te synthetiseren tot nieuwe (volstrekt anonieme) data. Dat werkt. Zo kan het dus ook. En mogelijk ook met IoT-data.
Debat
In het debat na afloop ging het vooral over de burger, en wat die nog te zeggen heeft over zijn eigen data. Welke gegevens worden er eigenlijk over hem of haar verzameld, en wat wordt daarmee gedaan? Er werd een oproep gedaan aan de gemeenten om daar duidelijkheid over te geven, en Ruben Brave benadrukte nog eens zijn stelling dat burgers vooral geïnformeerd en onderwezen moeten worden.