Volkskrant.nl, 2 april 2014: ‘Cameradrones toegestaan – wat betekent dat voor u?’

Een grote meerderheid van de Tweede Kamer heeft gisteren ingestemd met een wetsvoorstel dat gemeenten meer bevoegdheden geeft op het gebied van cameratoezicht. Gemeenten kunnen voortaan ook drones inzetten. Wat betekent dit voor u?

Cameratoezicht bestaat allang. Wat is er precies nieuw?
Nu is het nog zo dat gemeenten alleen cameratoezicht mogen toepassen op vooraf vastgelegde locaties en met vaste camera’s. Dat geldt bijvoorbeeld voor uitgaansgebieden waar vaak sprake is van overlast. Vooraf moet worden vastgelegd waar de camera’s worden opgehangen. Drones worden nu nog uitsluitend voor opsporingsdoeleinden gebruikt, bijvoorbeeld voor het vinden van wietplantages. De politie mag al wel mobiele camera’s gebruiken en dat gaat dus ook voor gemeenten gelden.

In het wetsvoorstel van de ministers Ivo Opstelten (Justitie) en Ronald Plasterk (Binnenlandse Zaken) staat dat gemeenten voortaan zelf mogen bepalen welke vorm van cameratoezicht zij gebruiken. Behalve de nu al gangbare vaste camera’s kunnen ook mobiele camera’s worden ingezet, bijvoorbeeld met behulp van drones of camera’s in helmen. In veel gevallen zal het gaan om camera’s die snel te verplaatsen zijn en makkelijk aan bijvoorbeeld een lantaarnpaal kunnen worden gehangen.
(…)
Maar volgens Vincent Böhre, privacyjurist bij de stichting Privacy First, is de effectiviteit van cameratoezicht onbewezen. ‘Dat blijkt uit meerdere onderzoeken die daarnaar zijn uitgevoerd. Wij vinden dan ook dat het cameratoezicht in Nederland al te ver uit de hand gelopen is, en zijn fel gekant tegen deze versoepelingen. Als dergelijke maatregelen niet effectief bewezen zijn, zijn ze in strijd met het recht op privacy.’

Waar kan ik zo’n camera tegenkomen?
Mobiele camera’s mogen alleen worden ingezet om toezicht te houden op openbare ruimten. Ze mogen niet op een dusdanige manier worden opgesteld dat ze in woonhuizen naar binnen kijken of op andere wijze ‘een ongerechtvaardigde inbreuk maken op de privésfeer van burgers’.

Bovendien gaat het om specifieke gebieden, die de burgemeester vooraf aanwijst. Er kunnen beperkingen worden gesteld aan de grootte van het gebied waarin het mobiele cameratoezicht wordt toegepast. Het is in elk geval niet de bedoeling dat een compleet stadscentrum of een hele gemeente onder mobiel cameratoezicht wordt gesteld.

Volgens privacyjurist Böhre is in het huidige voorstel onvoldoende gewaarborgd dat drones niet te pas en te onpas worden ingezet. ‘De burgemeester kan in grote mate zelf bepalen waar en wanneer de drones worden ingezet. Je kunt je afvragen of zo niet te veel macht bij de burgemeesters komt te liggen. De gemeenteraad heeft daar ook iets over te zeggen.’

Word ik nu stiekem bespioneerd?
In het voorstel staat dat het voor het publiek kenbaar moet zijn dat het in beeld kan worden gebracht. Dat kan bijvoorbeeld ‘door het plaatsen van borden, waarop wordt aangeven dat in het betrokken gebied met camera’s wordt gewerkt’. Maar: ‘Het informeren van het publiek wil overigens niet zeggen dat de camera’s zelf zichtbaar moeten worden opgehangen of dat men moet kunnen zien dat de camera’s in werking zijn.’

Böhre: ‘Uit onderzoek is gebleken dat het plaatsen van borden die de burger waarschuwen voor cameratoezicht, preventief beter werkt dan het cameratoezicht zelf. Wij grappen er dan ook weleens over dat de gemeente beter alleen de borden kan plaatsen en de camera’s achterwege kan laten.’

Wordt er nog wel rekening gehouden met de privacy?
De burger heeft het recht om met rust gelaten te worden, erkennen de ministers. Als er sprake is van ‘een dringende maatschappelijke behoefte’ kan daarvan worden afgeweken, bijvoorbeeld als de nationale of openbare veiligheid in het geding is of als er strafbare feiten worden gepleegd. De ministers wijzen erop dat er sprake moet zijn van proportionaliteit: ‘Er dient een redelijke verhouding te bestaan tussen de ernst van de inbreuk en de zwaarte van het belang dat met de inbreuk wordt gediend.’

‘In het algemeen kan worden gesteld dat – vanwege de ruimere mogelijkheden en de inherente privacygevaren – de inzet van rijdende en vliegende camera’s als een zwaarder middel kan worden aangemerkt dan de inzet van statisch opgestelde camera’s’, staat in het wetsvoorstel. ‘Het ligt om die reden voor de hand dat de inzet van rijdende camera’s en, a fortiori, vliegende camera’s de proportionaliteitstest minder snel doorstaat dan de inzet van – al dan niet nagelvast bevestigde – statisch opgestelde camera’s.’

Volgens Böhre van Privacy First is dat bij lange na niet genoeg, en moet het voorstel van tafel. ‘Wij hebben goede hoop dat de Eerste Kamer het voorstel alsnog zal verwerpen of op zijn minst flink zal afzwakken. We denken dat de Eerste Kamerleden wel kritisch zullen zijn. Zij hebben een betere track record als het gaat om privacy. Bij de Tweede Kamer mag de slag dan misschien verloren zijn, bij de Eerste Kamer zullen we blijven lobbyen tegen dit voorstel.'”

Bron: Volkskrant.nl, 2 april 2014. Tevens gepubliceerd op Parool.nl, AD.nl en Trouw.nl.