Bancair sleepnet is geen goed idee
Sinds 2020 lopen de Nederlandse banken zich warm voor een gezamenlijke database waarmee alle financiële transacties van alle Nederlanders geanalyseerd zullen gaan worden. Doel van de analyse is om financiële criminaliteit op te sporen.
Op 7 oktober jl. heeft het kabinet besloten dat er een wet zal komen die deze gezamenlijke misdaadopsporing van banken mogelijk moet maken. Privacy First vindt dat geen goed idee.
Misdaadbestrijding door banken
Al sinds 1994 hebben banken misdaadbestrijdingstaken op grond van Nederlandse wetgeving, die is gebaseerd op Europese regels. De regelgeving staat bekend als ‘witwasbestrijding’ en houdt in dat banken klantenonderzoek moeten doen naar al hun klanten, dus zowel naar organisaties en bedrijven als naar consumenten. Verder zijn banken verplicht om alle financiële transacties, klein en groot, te monitoren en na te gaan of er aanwijzingen zijn dat financiële middelen van een klant van misdaad afkomstig zijn. Als die aanwijzingen er zijn, moeten ze een melding doen aan FIU-Nederland (een onderdeel van de Politie), zodat er strafrechtelijk onderzoek kan worden ingesteld.
Die misdaadbestrijdingstaak is moeilijk uitvoerbaar voor banken, met als gevolg dat zij grote boetes van de overheid hebben gekregen. Verder kost het klantenonderzoekswerk de banken veel geld (de kosten worden aan de klanten doorberekend) en is er onvoldoende personeel dat in staat is om op een kwalitatief hoogwaardige wijze misdaad te detecteren.
Nu al gaat er het nodige mis met de uitvoering van deze taken door banken: mensen krijgen indringende vragen over betalingen en begrijpen niet waar de banken mee bezig zijn. In toenemende mate weigeren banken bankrekeningen te openen, met als argument dat het klantenonderzoek inzake de desbetreffende klant te duur zou zijn.
Dit alles was reden voor de banken om te pleiten voor gezamenlijke misdaadbestrijding via een eigen BV.
Transactie Monitoring Nederland – alle transacties in één database
De banken willen nu kosten gaan besparen door het klantenonderzoek ten behoeve van de misdaadbestrijding samen te doen via een in 2020 speciaal voor dat doel opgerichte BV, Transactie Monitoring Nederland BV (TMNL). Om mogelijk te maken dat alle transacties van Nederlandse banken door TMNL geanalyseerd kunnen worden is wetswijziging nodig.
Aanvankelijk werd er aan gedacht om de activiteiten van TMNL te legaliseren via het wetsvoorstel Gegevensverwerking door Samenwerkingsverbanden (WGS). De burgerrechtencoalitie die eerder met succes heeft gestreden tegen het Systeem Risico Indicatie (SyRI) heeft zich kritisch over WGS uitgelaten.
Kritiek wordt genegeerd
Ook officiële overheidsadviseurs hebben zich gekant tegen het voorstel dat banken samen transacties gaan analyseren. De Autoriteit Persoonsgegevens was kritisch over de WGS. In januari 2021 bracht de Raad van State een kritisch advies uit waarin ze zich keren tegen de bancaire samenwerking en schrijven:
“De massale schaal waarop banktransacties gezamenlijk zullen worden gemonitord is ongekend en betekent een vergaande inbreuk op de vertrouwelijkheid van gegevens van burgers en bedrijven. Daarbij gaat het niet alleen om het recht op privacy. Deze monitoring kan ook leiden tot uitsluiting en discriminatie. De Afdeling advisering is van oordeel dat het niet is aangetoond dat deze gezamenlijke transactiemonitoring noodzakelijk en proportioneel is. Daarbij komt dat het wetsvoorstel geen passende rechtsbescherming biedt; ook deze wordt als het ware uitbesteed aan de banken. Het advies is dan ook de grondslag voor de gezamenlijke transactiemonitoring uit het wetsvoorstel te schrappen.”
Ondanks de kritiek van de Raad van State wil het kabinet toch doorgaan met TMNL.
Privacy First is mordicus tegen een sleepnet van de gezamenlijke banken over de complete financiële transactiegegevens van Nederlandse mensen, bedrijven en organisaties en roept iedereen op tegen dit kabinetsplan te ageren.
Komende tijd komt er meer aandacht aan financiële privacy. Lees ook de column van Ben van der Burg: Met vuur spelende data-uitwisselaars.