Rechtszaak Privacy First tegen ANPR massa-surveillance

Vast beleid van Stichting Privacy First is om massale privacyschendingen bij de rechter aan te vechten en onrechtmatig te laten verklaren. Privacy First deed dit de laatste jaren met succes tegen de centrale opslag van ieders vingerafdrukken onder de Paspoortwet, tegen de opslag van ieders communicatiegegevens onder de Wet bewaarplicht telecommunicatie en (in coalitieverband) tegen massale risicoprofilering door het Systeem Risico Indicatie (SyRI). Een kwestie die zich bij uitstek ook voor een dergelijke rechtszaak leent betreft de Nederlandse wetgeving inzake automatische nummerplaatherkenning (Automatic Number Plate Recognition, ANPR) zoals die sinds 2019 geldt. Privacy First heeft een rechtszaak tegen de Staat aangespannen ter buitenwerkingstelling van de ANPR-wet. Op 12 maart as. vindt bij de rechtbank Den Haag de rechtszitting in deze zaak plaats.

Strijd met Europees privacyrecht

Onder de ANPR-wet (art. 126jj Sv.) worden de kentekens en locaties van miljoenen auto’s in Nederland (oftewel ieders reisbewegingen) continu vier weken in een centrale politiedatabank opgeslagen voor o.a. opsporing en vervolging, ongeacht of men ergens van verdacht wordt. Dit is totaal niet noodzakelijk, volstrekt disproportioneel en bovendien ineffectief, zo bleek de afgelopen jaren uit diverse onafhankelijke onderzoeken. Bovendien ontbreekt toezicht en kan het systeem eenvoudig worden misbruikt. De huidige ANPR-wet vormt daarmee een massale privacyschending en hoort simpelweg niet thuis in een vrije democratische rechtsstaat. Privacy First heeft daarom besloten om een rechtszaak tegen de Staat aan te spannen ter buitenwerkingstelling van de ANPR-wetgeving wegens strijd met Europees privacyrecht.

De ANPR-wetgeving waar de rechtszaak van Privacy First om draait ziet vooral op de massale verzameling en opslag van ieders “historische” ANPR-data, ook wel “no hits” genoemd. Dit dient te worden onderscheiden van de al vele jaren bestaande politiepraktijk waarbij kentekens van verdachte personen (zogeheten “hits”) kunnen worden gebruikt voor opsporing.

Bodemprocedure

Eind 2021 vond reeds een kort geding van Privacy First tegen de ANPR-wet plaats. In deze zaak oordeelde de rechtbank Den Haag echter dat bij dit kort geding geen sprake zou zijn van voldoende spoedeisend belang. Dit oordeel was onbegrijpelijk, aangezien bij een dagelijkse massale privacyschending per definitie sprake is van spoedeisend belang om die schending juridisch te laten toetsen en te laten stoppen. Privacy First heeft vervolgens besloten om deze zaak voort te zetten als bodemprocedure waarin alle relevante rechtsvragen aan de orde kunnen komen. Begin 2023 heeft Privacy First daartoe bij de landsadvocaat een uitgebreide dagvaarding ingediend. Begin 2024 verklaarde de rechtbank Den Haag Privacy First in deze zaak ontvankelijk. Dit tussenvonnis kan bredere precedentwerking voor vergelijkbare zaken krijgen.

Kansrijke zaak

Via Pro Bono Connect heeft Privacy First het advocatenkantoor CMS ingeschakeld om zowel het kort geding als de bodemprocedure voor ons te voeren. Deze rechtszaak wordt tevens gesteund door het Digital Freedom Fund. Indien nodig zal Privacy First de zaak tot de hoogste rechterlijke instanties voortzetten, waaronder het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Gezien de Europese jurisprudentie terzake acht Privacy First de kans op een succesvolle rechtsgang buitengewoon hoog.

De rechtszitting in onze ANPR-zaak zal plaatsvinden bij de rechtbank Den Haag op dinsdag 12 maart as. om 9.30u (zaaknummer C/09/642185 HA ZA 23-116, Stichting Privacy First vs. de Staat). Iedereen is van harte welkom om hierbij aanwezig te zijn; een routebeschrijving vindt u hier.

Update 12 maart 2024:

Vandaag vond de rechtszitting plaats; klik hier voor de pleitnota van onze advocaten (pdf). De uitspraak van de rechtbank staat vooralsnog gepland op woensdag 5 juni as.

Update 29 mei 2024:

Met grote teleurstelling heeft Privacy First vandaag kennisgenomen van het vervroegde vonnis (pdf) van de rechtbank Den Haag (tevens gepubliceerd op rechtspraak.nl). Het vonnis leest grotendeels als een doelredenering en is relatief oppervlakkig, onjuist en onbegrijpelijk. Tekenend is in dit verband met name de volgende passage: “Het belang van de bevoegdheid van artikel 126jj Sv voor de opsporing wordt niet weerlegd door de omstandigheid dat in de evaluaties niet kon worden vastgesteld dat (i) aan de hand van die bevoegdheid (meer) voortvluchtigen zijn opgepakt of (ii) dat artikel 126jj Sv een relevante rol speelt bij de bewijsvoering in strafzaken en dus tot meer veroordelingen leidt.” (ro. 4.14) Desondanks acht de rechtbank de ANPR-wet nuttig, noodzakelijk en proportioneel, ook zonder onafhankelijk toezicht. Privacy First zal spoedig besluiten over hoger beroep om dit vonnis ongedaan te maken.

Update 18 juni 2024:

Privacy First heeft vandaag besloten om in hoger beroep te gaan.